Iedereen kent het universele recyclingsymbool. Ontworpen in de jaren ’60 door een Amerikaanse student. Meestal omgeven door de iconische woorden Reuse, reduce en recycle. Bedoeling was om afval te vermijden, verminderen of te recycleren.
De 3 R-woorden werden uitgebreid. Eerst naar 4, daarna 5, 6…. Op dit moment zijn er ongeveer 15 R’s in opmars.
Refuse: Weiger. Iets niet kopen is de beste manier om afval te vermijden.
Rethink: Herdenk je aankoop. Is het mogelijk om het gewenste op een andere manier te bekomen? Denk Richting lenen, Ruilen, vinden, zelf maken, …
Reduce: Verminder je wens/het aantal/de grootte/…
Re-use: Hergebruik iets anders zodat je kan voldoen aan je noden.
Repair: repareer wat kapot is.
Refurbish: Renoveer een item, knapt het op en/of moderniseer het.
Remanufacture: Maak een nieuw product met afgedankte onderdelen van een ander product met dezelfde functie.
Repurpose: Herbestemmen. Hergebruik afgedankte onderdelen in een nieuw product met een andere functie.
Recycle: gebruikte materialen verwerken tot nieuwe grondstoffen.
Recover: Energieterugwinning door het verbranden van afvalmaterialen
Regelmatig aangevuld met:
Refill: hervul je lege flessen (bv Ecover) of maak gebruikt van producten met statiegeld
Regift: Geef een cadeautje waar je zelf niet zo blij mee bent, door aan iemand van wie je weet dat hij/zij daar wel gelukkig van wordt.
Re-source: verander het materiaal of de bron. Schakel bv over naar duurzaam opgewekte elektriciteit
Restore: Herstel het goed in de oorspronkelijke staat. Leunt nauw aan bij repareren.
Return: Geef terug waar het vandaan komt.